SERVEERTEMPERATUUR VAN WIJN
Een ijsje dat gesmolten en wel aan je geserveerd wordt in plaats van in bevroren toestand. Een bakje afgekoelde frietjes voorgeschoteld krijgen in plaats van een lekker warm frietje. Zomaar twee willekeurige voorbeelden van hoe de serveertemperatuur van invloed is op de smakelijkheid van een gerecht. Dit geldt natuurlijk niet alleen voor ijs en frietjes, maar voor vele gerechten en zeker ook voor wijn. Sterker nog: de temperatuur van je wijn is van grote invloed op wat je in de wijn proeft en hoe je deze ervaart. Een paar graden warmer of kouder serveren kan al een groot verschil maken. Lastig? Ingewikkeld? Welnee, met een paar eenvoudige richtlijnen als startpunt kun je juist heerlijk experimenteren met je favoriete wijnen en misschien wel nog mooiere wijn-spijs combi’s bedenken.
Om te beginnen: de oude regels dat wit koud geserveerd dient te worden en rood op kamertemperatuur kunnen we wel overboord gooien. In de praktijk betekent dit namelijk dat wit vaak direct uit de koelkast geserveerd wordt, wat voor veel witte wijnen eigenlijk te koud is. Rood op kamertemperatuur betekent in de meeste huizen ergens tussen de 20 en 21 °C, soms nog wel warmer als het wijnrek bijvoorbeeld nabij open haard of verwarming staat. Dat is voor elke rode wijn te warm, zelfs voor port is dit teveel van het goede. In deze regel werd met kamertemperatuur eigenlijk een graad of 18 bedoeld en zelfs dat is voor veel rode wijnen nog te warm.
Maar als dit niet de juiste temperaturen zijn, op welke temperatuur moet je je wijn dan wèl serveren? In dit overzicht vind je de richtlijnen.
Temperatuur | Wijn |
---|---|
9 – 11 °C |
Mousserende wijnen
Droog fris wit
Rosé
Zoet als aperitief
|
11 – 12 °C | Millesimé champagnes |
11 – 14 °C |
Rond, vol wit Fris en fruitig rood |
14 – 16 °C |
Soepel rood Complex wit en rood Zoet niet als aperitief |
16 – 18 °C |
Krachtig rood Port |
We noemen deze tabel niet voor niets richtlijnen. Als je weet wat temperatuur met een wijn doet, kun je namelijk zelf wat ‘spelen’ met de temperatuur om bepaalde kenmerken van een wijn naar voren of juist naar achteren te krijgen.
Bij lage temperaturen neem je bijvoorbeeld zoet minder goed waar. Denk hierbij weer even terug aan het voorbeeld van het ijsje: een gesmolten ijsje is een zeer zoete substantie. Bij een bevroren ijsje valt ditzelfde zoet juist veel minder op. Dat geldt dus ook voor het eventuele zoet in een wijn. Daar staat tegenover dat bij lage temperaturen de zuren van een wijn juist meer naar voren komen. Dezelfde wijn kan daardoor op een lage temperatuur veel strakker (zuurder) overkomen en op een hogere temperatuur juist ronder en filmender en eventueel zoeter.
Als een wijn echt te koud geserveerd wordt, komen de aromastoffen van de wijn een stuk minder uit. Hierdoor kan een wijn vlak en enkelvoudig overkomen. Enkele graden warmer kunnen de aroma’s al veel beter naar voren komen en heeft de wijn ineens een stuk meer nuance. Bij verschillende temperaturen kunnen zelfs afwisselend verschillende aroma’s meer op de voorgrond treden. Te hoge temperaturen zijn echter ook weer niet goed. Veel aroma’s zijn namelijk vluchtig en verdwijnen op te hoge temperaturen. Daarmee verliest de wijn weer zijn nuance en bovendien zal bij een te warm geserveerde wijn vooral de alcohol (te) nadrukkelijk aanwezig zijn in de smaak.
Het is dus van belang een wijn zeker niet te warm of te koud te serveren en wel enigszins de richtlijnen voor serveertemperatuur aan te houden. Door echter een wijn net een paar graden warmer of kouder te serveren, kun je bijvoorbeeld de frisheid of juist het zoet van een wijn net wat
meer benadrukken. Ook kun je bepaalde aroma’s meer naar voren laten komen en andere juist naar de achtergrond doen verdwijnen. Zo kun je ervoor zorgen dat een wijn bijvoorbeeld net wat mooier past bij je gerecht. Aangezien de smaak van je wijn bovendien dus per temperatuur kan verschillen, kan het ook zo zijn dat een wijn je op de ene temperatuur veel beter smaakt dan op een andere temperatuur. Een leuk experiment om het effect van temperatuur op de wijn zelf eens te ervaren, is door je eigen favoriete wijn te nemen en die op heel verschillende temperaturen eens te proeven. Bijvoorbeeld gekoeld direct uit de koelkast, na een uurtje, nog es een uurtje en uiteindelijk op kamertemperatuur. Of op beperktere schaal: zet je rode wijn uit de huiskamer voordat je hem serveert voor de verandering eens een half uur in de koelkast, en kijk hoe de wijn je dan smaakt.
Door een beetje te spelen met de temperatuur van je wijn valt er nog meer in te ontdekken. Wie weet herontdek je je favoriete wijn of doe je nieuwe favorieten op. En last but not least: wat de experts ook zeggen over de temperatuur waarop je je wijn ‘behoort’ te drinken, het gaat er uiteindelijk toch vooral om dat je de wijn drinkt op een temperatuur waarop jij hem lekker vindt en er echt van kunt genieten.
(maart 2014)